olandese » tedesco

be·vin·den1 <bevond, h. bevonden> [bəvɪndə(n)] VB vb trans (vaststellen, achten)

bevinden
iem schuldig bevinden

be·vin·den2 <bevond zich, h. zich bevonden> [bəvɪndə(n)] VB wk ww

bevinden zich bevinden (aanwezig zijn; in een toestand zijn):

bevinden

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski