olandese » tedesco

ge·lo·ven1 <geloofde, h. geloofd> [ɣəlovə(n)] VB vb intr

1. geloven + in:

geloven
glauben an +acc
geloven in God
in zichzelf geloven

2. geloven + aan:

geloven
glauben an +acc
eraan moeten geloven

ge·lo·ven2 <geloofde, h. geloofd> [ɣəlovə(n)] VB vb trans

1. geloven (vertrouwen stellen in):

geloven
glauben +dat
zijn ogen niet durven geloven
iem op zijn woord geloven

2. geloven (voor waar houden):

geloven
glauben +acc
niet te geloven!
iem iets willen doen geloven

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski